‘Mengsels van tetraploïde en diploïde rassen genieten de voorkeur’

Vanuit het onderzoek naar grassen met betere beworteling op Deense universiteiten worden de best presterende grassen, qua groei boven én onder de grond, vanuit Denemarken ook naar DLF in Moerstraten gehaald. Hier voert onder anderen Leo van den Berg al jarenlang veredelingswerk uit en hij weet hoe belangrijk een goede beworteling is.

‘Hetgeen je boven de grond ziet, is ook onder de grond goed waarneembaar’, stelt Van den Berg. ‘Met andere woorden: een beter presterende grasplant qua groei en biomassa boven de grond is relatief gezien ook beter geworteld dan andere grasrassen of soorten op hetzelfde veld. Dat is ook logisch, want via wortels worden de voedingsstoffen opgenomen die het gras doen groeien.’

Van den Berg juicht het onderzoek in Denemarken toe en de eerste rassen uit de proef zijn al in Moerstraten getest. Dit biedt een nieuwe basis voor verder wetenschappelijk onderzoek naar de beworteling van veelbelovende grassen.

Droogteschade waarnemen

Want hoewel de afgelopen zomers droog waren en er veel schade aan het gras waarneembaar was, weet Van den Berg ook dat in de praktijk de wetenschappelijke relatie met de beworteling nu nog lastig te leggen is. Een wetenschappelijke relatie leggen is immers niet hetzelfde als droogteschade waarnemen met het blote oog. Dat laatste was afgelopen zomer namelijk niet zo moeilijk. Toen was voor iedereen duidelijk waarneembaar dat grassen leden onder de weersomstandigheden. Zeker ook voor veehouders in hun graspercelen.

Tetraploïde en diploïde

Voor de getrainde kijkers als Van den Berg was daarbij ook duidelijk waarneembaar dat diploïde rassen in dergelijke situaties de kop eerder laten hangen dan tetraploïde rassen. Toen het eindelijk weer eens ging regenen en het niet afgestorven gras zich trachtte te herstellen, kwamen er echter meer diploïde spruiten weer omhoog.

Van der Berg verklaart: ‘Tetraploïde rassen wortelen sneller en dieper. Daarom hebben ze langer toegang tot water en blijft het plantje langer rechtop staan en beter op smaak. Tetra’s hebben echter ook het kenmerk dat ze minder spruiten vormen dan diploïde rassen. Daarom overleven er na zo’n lange periode van droogte uiteindelijk meer diploïde plantjes, gewoonweg omdat er daar meer van staan per vierkante meter. Dat is precies de reden waarom ik groot voorstander ben van een mix van tetraploïde en diploïde grassen in een mengsel. Dan benut je de bewortelingskracht en smakelijkheid van de tetraploïde grassen het beste.’