In sommige regio’s desastreuze vormen van droogteschade in maïs

Het dreigt in Nederland recorddroog te worden. Na een warm, maar vooral droog eerste deel van het groeiseizoen is er geen uitzicht op enige neerslag van betekenis in de komende periode. Het landelijk gemiddelde neerslagtekort is inmiddels opgelopen van ruim 200 millimeter tot meer dan 250 mm in met name Twente, de Achterhoek, maar ook in grote delen van Brabant en Limburg. Dit jaar is hard op weg om het jaar 1976, met het grootste neerslagtekort tot nu toe, te overtreffen.

Al enige weken geleden is het dringende advies gegeven om daar waar mogelijk maïs te beregenen. Op plaatsen waar dit niet gelukt is, neemt de droogteschade in maïs nu desastreuze vormen aan. Zeker nu de bloeiperiode is aangebroken en in sommige rassen al achter de rug is, is droogtestress door een acuut watergebrek tijdens de bloei volop waarneembaar.

Symptomen van droogtestress

Kort samengevat is droogtestress in de periode tijdens en na de bloei herkenbaar in de vorm van te korte gewassen, te kleine en dunne kolven, onvolledig bevruchte kolven, kolfneuzen, maïs zonder kolf (steriele planten), vingerkolven en builenbrandvorming.
 

Te korte planten

Breder toegelicht kunnen zich verschillende symptomen van droogtestress in maïs voordoen. Zo is het al direct zichtbaar als het vochttekort al is opgetreden tijdens de zogenaamde schietersfase (tussen het zesbladstadium en de pluimvorming). Dit is te zien aan de te korte planten. De tussenstengeldelen van de bovenste bladetages zitten dan te dicht op elkaar. Zeker in vergelijking met die van de onderste bladetages.
Gedrongen lengtegroei is een direct gevolg van geringe turgordruk (dit is de druk van de celinhoud op de celwand) in de cellen van de stengel tijdens de fase van de celstrekking. Tijdens de celstrekkingsfase worden cellen in de stengel langer en langer op voorwaarde dat er voldoende water is. Het weidepaaltje geldt als referentie voor de gewaslengte.

Korte planten en roodverkleuring als gevolg van droogte
Korte planten en roodverkleuring als gevolg van droogte

Bloei en vruchtbaarheid

Door de droogte wordt de bloei en daarmee de bevruchting gemist en blijft de kolf afwezig. Regen op latere tijdstippen zorgt ervoor dat de plant niet sterft, maar verder kan leven. De grote hoeveelheid suiker die gevormd wordt, kan niet meer in de vorm van zetmeel opgeslagen worden in de kolf. Het suikergehalte stijgt en het chlorofyl of bladgroen wordt omgezet in anthocyaan. De plant verkleurt vervolgens rood.
Bloei voltrekt zich in een korte tijd van twee à drie dagen. Wordt de bloei door acute droogte getroffen, zoals bij het ras op de achtergrond in onderstaande afbeelding,  dan vertaalt zich dat in dit typische beeld: bevruchting onder aan de kolfbasis en in de kolfspits, middenin blijft de kolf onbevrucht.
Door hoge temperaturen tijdens de bloei wordt stuifmeel steriel. Anderzijds brengt droogte rond de bloei ook de groei van de kolfkwastdraden in het gedrang. Komen de kolfkwastdraden van die eicellen niet uit de schutbladeren, dan worden de eicellen ook niet bevrucht. Lege korrelplaatsen op die posities in de kolf zijn het gevolg.
Geaborteerde eicellen zijn een perfecte voedingsbodem voor schimmels. Met insijpelend regenwater komen de schimmelsporen via de kolfkwastdraden tot bij de niet ontwikkelde eicellen.
In een ander ras (op de foto op de voorgrond) dat later bloeit, was vochtgebrek tijdens de bloei van dat ras niet aan de orde en zijn goede kolven gevormd. Bloeidatum en hoeveelheid vocht kunnen cruciaal zijn voor het eindresultaat.

Het achterste ras is getroffen door de droogte tijdens de bloei, het voorste ras niet door een ander bloeimoment
Het achterste ras is getroffen door de droogte tijdens de bloei, het voorste ras niet door een ander bloeimoment

Plantdichtheid en vochtvoorziening

Onderstaande afbeelding illustreert het complete scala van droogtesymptomen. Bij de planten links op de foto is de plantdichtheid geringer, de watervoorziening beter en daarmee de kolfontwikkeling goed.
Hierin komt de landbouwkundige betekenis van verlaagde zaai- en plantdichtheden op gronden met een verhoogd risico op droogte zeer duidelijk tot uiting. Minder planten staat gelijk aan meer water per plant. Vanaf de vijfde of zesde plant vanaf de linkerkant is de vochtvoorziening slechter, wat zich vertaalt in een slechte bevruchting van de kolf (geringe korrelaanzet). Verderop in de rij zijn zelfs twee compleet steriele planten waar te nemen (geen kolf).
Droge zomers zijn builenbrandjaren. Niet bevruchte vruchtbeginsels op de kolfspil zijn een perfect voedingsmedium voor schimmelgroei. Dat is dan ook goed te zien in de planten rechts op de foto.

Droogtestress-symptomen: steriliteit en builenbrand
Droogtestress-symptomen: steriliteit en builenbrand

Kolven in lagere bladoksels

Zoals gezegd kan gebrek aan water tijdens de bloei steriliteit van de hoofdkolf veroorzaken. Komt er nadien toch weer water en was de plant nog niet dood, dan reageert de plant later met de vorming van een nieuwe kolf in de onderliggende bladoksels.
Droogte verstoort echter ook het hele stikstofmetabolisme en dus de normale ontwikkeling van toekomstige organen, in dit geval de rudimentaire kolfaanleg in de onderliggende bladoksels tot op de knoop net boven het grondoppervlak.
De late bloei van deze kolven gebeurt verder in een periode waarin stuifmeelkorrels al lang niet meer gevormd worden. De kolfkwast groeit vaak lang door zonder te verdrogen. De plant blijft maar doorgaan met het ontwikkelen van kolven in alsmaar lagere bladoksels, omdat de voorgaande kolven telkens door gebrek aan stuifmeel niet tot bevruchting kwamen. Het metabolisme van de plant in continue herhalingsmodus ten top. Dit zijn typische droogtestress-symptomen, geen rasspecifieke symptomen.

Wat te doen met verdroogde maïs?

Het beste advies wat te doen met verdroogde maïs is lastig te geven en afhankelijk van de mate waarin bovenstaande symptomen voorkomen.
Nu hakselen is weinig zinvol. Er wordt niet veel meer dan ruwe celstof geoogst en bovendien komt er, zolang er geen neerslag van betekenis verwacht wordt, van de volgteelt ook niets terecht.
Beter is om het gewas nog een paar weken aan te zien en ergens begin augustus te beoordelen of er van enige kolfvorming nog iets is terechtgekomen. Is dat het geval, dan kan korrelrijpheid afgewacht worden, zolang tenminste de bladetages boven de kolf voldoende bladgroen en daarmee fotosynthesecapaciteit hebben om suikers in zetmeel om te zetten. Is dit niet het geval en dreigt het gewas noodrijp te worden of niet of nauwelijks een kolf te bevatten, dan kan maar beter overgegaan worden tot het oogsten van het gewas.
Er moet echter helaas rekening gehouden met een serieuze opbrengstderving en lagere voederwaarde van het te oogsten gewas.